In Nederland heeft bijna iedereen wel een mening over het aanhoudende conflict in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Dat mag natuurlijk – vrijheid van meningsuiting blijft een stevig fundament. Maar soms slaan mensen compleet door.
De pro-Gaza-demonstraties die we de laatste tijd zien, duiken werkelijk overal op. In principe is daar niets mis mee. Mensen die zich uitspreken voor een zaak waar ze in geloven?
Prima. Dat hoort bij een open samenleving. Maar wat als die betrokkenheid verandert in het blokkeren van kruispunten, het bekladden van winkelruiten, of zelfs het bezetten van universiteitsgebouwen?
Dan verschuift het beeld. Wat begon als een protest, gaat ineens over in iets anders. Iets wat niets meer met vreedzaam demonstreren te maken heeft. Op verschillende plekken in het land is dat inmiddels duidelijk zichtbaar.
Neem bijvoorbeeld de blokkades in Rotterdam. Demonstranten zetten daar zonder pardon het verkeer stil. Automobilisten konden geen kant op.
Niet omdat ze iets verkeerd deden, maar omdat iemand vond dat ze moesten ‘weten wat er gaande is in Gaza’. Het lijkt misschien onschuldig, maar het levert vooral frustratie op – én gevaarlijke situaties.
Of kijk naar de universiteiten waar studenten lokalen bezetten en eisen stellen aan het bestuur. Daar komt dan weer beveiliging bij kijken, lessen die niet door kunnen gaan en docenten die tussen twee vuren zitten.
De toon is vaak scherp, de sfeer grimmig. Het zijn geen gesprekken meer; het is eenrichtingsverkeer geworden.
En dan heb je nog de graffiti. Niet op muren van leegstaande panden, maar op winkelruiten – op plekken waar ondernemers proberen het hoofd boven water te houden.
Winkels die niets met het conflict te maken hebben, worden toch doelwit. Alsof iemand denkt: ‘Iedereen moet het voelen, ook als je er niets mee te maken hebt.’
Dat soort acties gaan gewoon over de grens. Je kunt het geen protest meer noemen als je de eigendommen van anderen beschadigt. Dat heet vandalisme.
En hoe gepassioneerd je ook bent over een onderwerp, dat geeft je nog geen vrijbrief om dingen kapot te maken. Toch lijkt een deel van de actievoerders dat verschil niet meer te zien.
Wat levert het eigenlijk op? Niet veel meer dan boze burgers en schade voor winkeliers. Veel mensen raken er juist door vervreemd van de zaak waar het protest zogenaamd voor bedoeld is. Het is dan ook niet vreemd dat steeds meer Nederlanders hun geduld aan het verliezen zijn.
Een video die onlangs viraal ging, maakt dat pijnlijk duidelijk. Twee gemaskerde personen – vermoedelijk vrouwen, al is dat niet zeker – zijn te zien terwijl ze met spuitbussen een winkelruit te lijf gaan. Zonder gêne. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Maar dit keer laten omstanders het er niet bij zitten. Ze grijpen in. Een aantal mensen rent op de vandalen af en maakt een einde aan de actie. De vrouwen raken zichtbaar in paniek. Eén van hen begint te schreeuwen, de ander roept verontwaardigd: “Ben jij wel normaal?”
Dat fragment raakt een snaar. Niet alleen omdat het opvallend is dat voorbijgangers ingrijpen, maar ook vanwege de reactie van de dader zelf. Ineens is ze verontwaardigd – niet over het vernielen van eigendom, maar over het feit dat iemand haar tegenhoudt.
De beelden verspreiden zich razendsnel online. Mensen delen massaal hun mening: veel reacties zijn kritisch, anderen vinden het juist goed dat burgers zelf ingrijpen. Hoe dan ook laat de video zien dat het draagvlak voor dit soort acties snel afneemt.
Want laten we eerlijk zijn: demonstreren is een recht, geen excuus om schade aan te richten. Zodra dat onderscheid vervaagt, verliezen mensen hun sympathie. En dat zien we nu gebeuren, met eigen ogen.
Bekijk de beelden hieronder:
Bron: Dagelijkse.nl