Het leek in eerste instantie gewoon een doodnormale dinsdagmiddag. Een tram, wat verkeer, en een man op een fiets. Alleen reed die man niet langs de tramrails, maar er pontificaal op. Geen haast, geen stress—hij peddelde alsof hij een picknickroute volgde, midden op het spoor.
De tram naderde langzaam, begon te bellen. Niet één keer, maar herhaaldelijk. Je hoorde aan het tempo van de bel dat de chauffeur het zat begon te worden. Zo’n duidelijke hint kon je bijna niet missen. Nou, bijna.
Want wat er toen gebeurde, sloeg werkelijk alles. De man stopt, zet zijn fiets op de standaard (alsof hij even een ijsje gaat halen), draait zich om naar de tram… en klapt volledig uit zijn voegen.
Alsof iemand onzichtbaar op een psychische paniekknop heeft gedrukt. Hij begint te schreeuwen, compleet onsamenhangend. Alsof de tram hem persoonlijk heeft beledigd. Vervolgens grijpt hij iets van straat—een paaltje, een bord, moeilijk te zeggen—en begint daar fanatiek mee te zwaaien.
In een paar seconden verandert hij van ‘verwarde fietser’ in een soort menselijke wervelstorm. Fietsen worden omgegooid, een bushokje krijgt een tik, en een prullenbak sneuvelt zonder genade.
De tram staat inmiddels stil. De chauffeur blijft verstandig binnen, maar kijkt met een blik van: echt, dit weer?
Toeschouwers weten niet goed wat ze moeten doen. Sommigen blijven staan, met open mond. Anderen beginnen meteen te filmen—want ja, als het niet op beeld staat, is het nooit echt gebeurd. Een oudere vrouw wordt snel weggeleid door iemand die verstand heeft van escalatie. Slim.
Op een gegeven moment lijkt de man zichzelf bijna voorbij te razen. Zijn energie brandt op, zijn ogen schieten alle kanten op, en hij begint rondjes te lopen alsof hij vergeten is waarom hij ook alweer zo boos was.
Uiteindelijk verschijnt de politie. Twee agenten, kordaat maar kalm. Ze proberen eerst te praten, wat vooral op hol geslagen wartaal oplevert. Daarna grijpen ze in.
Niet grof, wel resoluut. Binnen een minuut ligt hij geboeid op de grond, nog steeds mopperend, maar de storm is gaan liggen.
De fiets? Die stond er nog, keurig rechtop. Alsof ‘ie niets met het hele spektakel te maken had. De tram reed na een paar minuten ook weer verder, alsof er niets was gebeurd. Maar voor de mensen die erbij waren, was dit allesbehalve gewoon.
Wat er precies in die man omging, weet niemand. Misschien was het kortsluiting, misschien pure frustratie die toevallig op dat moment explodeerde. Maar dat hij niet op die trambaan thuishoorde, dat was wel duidelijk.
En de tram? Die wilde maar één ding: gewoon doorrijden. Maar ja, soms gooit het leven een fietser in je rails die denkt dat hij de wereld is.
Bekijk de video hieronder: