Duizenden asielzoekers hoeven geen woord Nederlands te leren, maar mogen wel kleien, wandelen of sleutelhangers rijgen. Klinkt als een grap, is het niet.
Sinds de invoering van de nieuwe inburgeringswet in 2021 is een flink deel van de nieuwkomers afgevoerd naar de ‘zelfredzaamheidsroute’—een naam die klinkt als een cursus stoere zelfhulp, maar in werkelijkheid neerkomt op een taalvrij zone.
Ruim twaalfduizend mensen zijn inmiddels op dit laagste traject beland. Geen taalexamen, geen taaleis—alleen negen uurtjes per week les en dan maar liefst 800 uur ‘participatie’.
Wat dat precies inhoudt? Fruit zoeken in de kantine, vriendschapsarmbandjes knopen, een potje voetballen of met een groepje naar de kinderboerderij. Je zou er bijna jaloers van worden—bijna.
De enige toets in dit traject, de zogeheten maatschappijverkenning, is niet eens verplicht. Het draait niet om leren, maar om aanwezig zijn.
Zolang je op tijd komt en je niet verstopt achter een struik, ben je goed bezig. Dit hele circus lijkt vooral bedoeld om het systeem tevreden te houden, niet de mensen.
Waarom gebeurt dit? Simpel. Gemeenten zijn als de dood dat nieuwkomers het officiële taalniveau B1 niet halen. Dus schuiven ze massaal iedereen met een ‘rugzakje’ naar deze zachte knutselroute. Lekker veilig, niemand faalt, en iedereen blij—behalve de samenleving.
Taaldocenten trekken aan de bel. Ad Appel noemt het ‘een ontsnappingsluik waar leren niet meer telt’. Ook in Den Haag begint het te jeuken. Kamerleden van BBB en NSC spreken van een mislukking van formaat.
Want zonder taal? Geen werk, geen zelfstandigheid, geen integratie. Alleen maar dure opvang en eindeloze herhaling.
En weet je wat het wrange is? Zelfs wie wél de strengere route volgt, komt er soms alsnog fluitend vanaf. Een paar uur per week les, beetje oefenen op z’n gemak, en hup—diploma op zak. Integratie anno nu: het lijkt soms meer op een knutselmiddag dan op een nieuw begin.
Bron: Skoften.net