Pasta lijkt simpel: pan water, wat slierten erin, sausje erover en klaar. Maar voor Italianen is pasta serieuze business. Het is cultuur. En er zijn ongeschreven regels waar je maar beter niet aan tornt als je geen afkeurende blik wil krijgen van nonna (of de ober in Rome).
Wil je pasta maken zoals de Italianen het bedoelen? Vermijd dan deze klassieke fouten — en je bord smaakt ineens een stuk authentieker.
1. Room in de carbonara
Laat dit even binnenkomen: room hoort NIET in carbonara. Nooit. Punt. De romigheid komt van eieren, pecorino en een beetje kookwater. Zodra je room toevoegt, ben je een ketter in de ogen van elke rechtgeaarde Romein.
Doen: gebruik alleen eigeel, geraspte pecorino, zwarte peper en guanciale (of pancetta als het echt moet).
2. Pasta koken in een mini-pannetje
Pasta heeft ruimte nodig. Veel. In een klein pannetje plakt het aan elkaar en kookt het ongelijk. Gebruik dus altijd een grote pan met ruim water — en zout dat je proeft.
Vuistregel: 1 liter water per 100 gram pasta, en 10 gram zout per liter.
3. Geen zout in het kookwater
Pasta kook je in water dat “proeft als de zee”. Zonder zout smaakt je pasta flets, en geen saus kan dat redden. Zout voeg je toe zodra het water kookt, vóórdat de pasta erin gaat.
Niet doen: olie in het water gooien. Dat helpt niet tegen plakken en is totaal overbodig.
4. De saus apart serveren
Pasta en saus horen één gerecht te worden, geen twee losse onderdelen op een bord. Roer je pasta dus altijd door de saus in de pan, zodat de smaken goed mengen. Voeg wat kookwater toe voor de juiste smeuïgheid.
Tip: dat zetmeelrijke kookwater is goud. Gooi het dus niet allemaal weg.
5. Kaas over alles strooien
Niet elke pasta wil kaas. Kaas over een vispasta is bijvoorbeeld een doodzonde in Italië. Je vraagt ook geen ketchup bij sushi, toch?
Regel: geen kaas op vis- of zeevruchtengerechten. Wel op carbonara, bolognese, pesto en truffelpasta.
6. Te gaar koken
Pasta moet al dente zijn: stevig, met een beetje beet. Niet zacht, slap of papperig. Check het eerder dan op de verpakking staat en proef. Italianen testen met hun tanden, niet met een kookwekker.
Let op: pasta gaart ook nog na als je ’m door de saus roert. Dus liever iets te vroeg afgieten dan te laat.
7. Verkeerde pastavorm bij de saus
Pasta is er niet voor niks in 300 vormen. Elk type heeft z’n saus. Geen penne met vis, geen spaghetti met dikke ragù. De juiste combi maakt het gerecht.
Vuistregels:
Dunne sauzen → lange pasta (spaghetti, linguine)
Dikke sauzen of stukken vlees → korte pasta (rigatoni, fusilli)
Romige of plakkerige sauzen → pastasoorten met ribbeltjes of holtes
8. Pasta afspoelen
Doe. Het. Niet. Spoel je pasta niet af met koud water na het koken, tenzij je hem gebruikt voor een pastasalade. Je spoelt anders het zetmeel weg, en daarmee de hele smaakbinding.
Tenzij je salade maakt: dan mag het wél — maar dan ben je dus niet echt Italiaans bezig 😉
9. Te veel saus
Pasta is de ster van het gerecht, de saus is de sidekick. In Nederland zwemmen de slierten vaak in liters saus, maar Italianen willen balans.
Onthoud: de saus moet de pasta omhullen, niet verdrinken.
10. Pasta als bijgerecht
Pasta is nooit een side dish bij vlees of vis. Het is een primo piatto — een opzichzelfstaande gang. Dus geen biefstuk mét spaghetti op je bord. Dat is Amerikaans. Niet Italiaans.
Als je deze fouten vermijdt, smaakt je pasta niet alleen beter — je eet ook meer als een Italiaan. En dat merk je meteen. Het draait om eenvoud, balans, en respect voor het product. Niks over-the-top. Gewoon goed.