Deze Italiaanse desserts gaan verder dan tiramisù
Iedereen kent tiramisù. En begrijp me niet verkeerd: het is een klassieker met een reden. Maar de Italiaanse keuken heeft veel meer lekkers in petto als het op toetjes aankomt. Van romig tot krokant, van fris tot mierzoet — elk gebied in Italië heeft z’n eigen specialiteiten, en sommige zijn ronduit briljant.
Dus wil je eens iets anders dan die laagjes mascarpone en lange vingers? Check dan deze desserts die verder gaan dan tiramisù, maar net zo Italiaans zijn als een espresso na het eten.
1. Cannoli (Sicilië)
Gevulde deegrolletjes met een romige ricottavulling, vaak met stukjes chocolade, sinaasappelschil of pistache. Krokant van buiten, zacht van binnen. En ja, het moet echt met schapenricotta.
Pro tip: vers vullen op het moment van serveren, anders wordt de korst zacht. Een goede cannolo is knapperig, licht zoutig en niet mierzoet.
2. Panna cotta (Piëmont)
Letterlijk “gekookte room”. Dit zijdezachte toetje wordt op smaak gebracht met vanille en geserveerd met fruit, karamelsaus of coulis. Simpel, maar elegant.
Het geheim: hij moet wiebelen, maar niet inzakken. Té stevig? Dan is het geen panna cotta, maar pudding.
3. Zabaione (heel Noord-Italië)
Een warme saus/dessert gemaakt van eidooiers, suiker en Marsala-wijn. Je eet het zo, of over fruit of cake. Soms koud geserveerd, soms nog warm in een glas.
Waarom het goed is: het combineert zoet, alcohol en romigheid in één hap. En je voelt je net een Italiaanse nonna die stiekem de garde aflikt.
4. Cassata Siciliana (Sicilië)
Een bom van een dessert. Marsepein, ricotta, gekonfijt fruit en biscuit, allemaal in laagjes verwerkt tot een kleurrijke taart. Niet voor iedereen, maar een cultureel erfstuk op je bord.
Pro tip: de mini-versie (cassatine) zijn net wat toegankelijker als je niet van heftige taarten houdt.
5. Torta della nonna (Toscane)
Zanddeegtaart gevuld met dikke banketbakkersroom, afgewerkt met pijnboompitten en poedersuiker. Krokant, zacht en romig tegelijk. Perfect als middagtraktatie met een koffie.
Niet verwarren met: “torta di nonno”, die is met chocolade. Ook lekker trouwens.
6. Semifreddo (overal)
Half bevroren dessert, vaak op basis van eiwitten, slagroom en een smaak als koffie, chocolade, amaretto of fruit. Het zit tussen mousse en ijs in.
Waarom dit werkt: je kunt eindeloos variëren én het is makkelijk van tevoren te maken. Iets luxer dan ijs, maar net zo verfrissend.
7. Babà al rum (Napels)
Kleine, luchtige cakejes doordrenkt met rumsiroop. Klinkt zwaar, maar is verrassend licht — totdat je er drie op hebt. In Napels zijn ze trots op hun babà en krijg je soms zelfs een XL-versie.
Tip: de beste zijn nog een beetje vochtig in het midden.
8. Crostata (heel Italië)
Open taart met een raster van deeg en een vulling van jam, Nutella of ricotta. Elke nonna heeft haar eigen recept. Het deeg is kruimelig en rijk, de vulling simpel maar goed.
Favorieten: abrikozenjam of vijgenjam. Lekker bij de koffie of als ontbijt-toetje.
9. Struffoli (Napels, kersttraditie)
Kleine gefrituurde deegballetjes, overgoten met honing en vaak versierd met suikerpareltjes. Knapperig, zoet en vrolijk. Je eet ze meestal met feestdagen, maar sommige bakkerijen hebben ze het hele jaar.
Niet geschikt voor: mensen die een lichte afsluiter zoeken. Dit is feest op een bord.
10. Bonet (Piëmont)
Een soort chocoladepudding met amaretti-koekjes en rum, vaak afgetopt met karamelsaus. Intens van smaak, fluweelzacht en met die typische Italiaanse bitters erin.
Vergelijkbaar met: flan, maar dan met een shot espresso erin.
Tot slot
Tiramisù mag dan de beroemdste zijn, maar het is slechts het topje van de dessert-ijsberg. De Italiaanse zoete keuken is rijk, regionaal en eindeloos verrassend. Ga dus eens voor iets anders op de menukaart, of probeer er thuis een te maken.