Er zijn van die momenten in het leven dat je niet weet of je droomt of per ongeluk in een sportfilm bent beland. Je stond rustig aan de bar met een biertje in de hand, hoorde iemand praten over een bobsleeteam, en voor je het weet ben jij ineens “coach”. Niemand weet hoe het is gebeurd, maar iedereen weet dat het de beste promotie van het jaar is.
Wat begon als een grap eindigt met een team van twee gespierde vrouwen, een slee die eruitziet als een raket en een ijsbaan die langer is dan je hypotheek. En daar sta jij dan: in een te strak windjack, stopwatch in de hand, en nul verstand van aerodynamica.
De eerste dag als coach: doen alsof je weet wat je doet
De ochtend begint zoals elke slechte sportfilm. Jij in een sporthal vol echo’s, met een thermosfles koffie en een houding van: “ik hoor hier thuis.” De meiden lopen binnen — strak in pak, serieuze blik, en jij weet het meteen: dit wordt geen makkelijke klus.
Ze vragen dingen als: “Coach, wat doen we vandaag qua startsnelheid?” Jij knikt alsof je het al jaren doet. “Ja, daar gaan we zeker even aan werken,” zeg je, terwijl je eigenlijk niet weet of ze duwen, rennen of gewoon bidden dat het goed gaat.
Je probeert professioneel te lijken, maar je ogen weten niet waar ze moeten blijven. De pakken zijn strakker dan de deadline van een belastingaangifte, en de temperatuur buiten doet daar niks aan. Jij mompelt iets over techniek, terwijl je stiekem googelt wat een runner is. (Blijkt dus geen atleet, maar het onderstel van de slee. Weer wat geleerd.)
Na vijf minuten is duidelijk dat deze vrouwen alles beter weten dan jij. En eerlijk: je vindt het prima. Jij levert motivatie, zij de spierballen. Win-win.
Het moment dat je beseft: dit is geen schaatsteam, dit is topsport
De eerste teststart is alsof je in een actiefilm bent beland. De slee schiet naar beneden met een snelheid waar zelfs Max Verstappen zenuwachtig van zou worden. Jij probeert er iets zinnigs over te roepen, maar je stem verdwijnt in de ijskoude wind.
De adrenaline giert door je lijf, niet omdat jij iets doet, maar omdat je bang bent dat één verkeerde beweging eindigt met drie meter lucht en een glijpartij richting ziekenhuis. Maar hé, dat hoort bij de sport, toch?
Als ze beneden uitstappen, lachen ze breeduit. Jij ook. Niet omdat je het snapt, maar omdat je blij bent dat iedereen nog leeft. En dan komt het besef: dit team is echt goed. Ze zijn snel, scherp en hebben de discipline van een militaire eenheid — alleen dan met betere kleding.
’s Avonds zit je met het team in een berghut. Jij met een biertje, zij met proteïneshakes. De sfeer is ontspannen. Er wordt gelachen, geplaagd, en jij denkt stiekem: als coach zijnde kan ik hier prima mee leven.Benieuwd naar de beelden? Klik op de volgende pagina!👇