Vraag een Italiaan hoe je spaghetti carbonara maakt, en je krijgt direct vuurwerk. Want carbonara is heilig. En geloof me, als je daar met room of spek aankomt, dan gooien ze je zonder pardon de trattoria uit.
De echte Romeinse carbonara is simpel, snel én verrukkelijk. Gemaakt met een paar pure ingrediënten, maar met zoveel smaak dat je denkt dat er magie in zit. En het mooiste? Je hebt hem in twintig minuten op tafel.
Wat heb je nodig?
Voor 2 stevige eters:
-
200 g spaghetti (of rigatoni, als je iets grover wil)
-
100 g guanciale (Italiaans wangspek, geen pancetta of spekblokjes!)
-
2 eidooiers + 1 heel ei
-
50 g geraspte Pecorino Romano
-
Zwarte peper, versgemalen
-
Zout voor het kookwater
Geen room, geen knoflook, geen ui, geen peterselie. Dat is allemaal voor toeristen.
Stap 1: Bereid de saus
Klop de eidooiers en het hele ei los in een kom. Voeg de geraspte Pecorino toe en flink wat zwarte peper. Goed mengen tot je een romige, dikke saus hebt. Zet even apart.
Tip: de saus mag stevig zijn, want je verdunt hem straks met een beetje kookvocht van de pasta.
Stap 2: Guanciale bakken
Snijd de guanciale in blokjes of reepjes van een halve centimeter. Bak ze in een koekenpan op middelhoog vuur, zonder olie of boter. Guanciale smelt vanzelf en geeft die kenmerkende zoute crunch.
Bak tot de stukjes goudbruin en krokant zijn, maar niet kurkdroog. Laat ze even uitlekken op keukenpapier als je wil, maar een beetje vet mag blijven zitten.
Stap 3: Pasta koken
Kook de spaghetti in ruim, gezouten water tot hij al dente is. Belangrijk: houd een kopje kookwater apart voordat je afgiet.
Laat de spaghetti goed uitlekken maar niet te droog worden. Tijd om alles samen te brengen.
Stap 4: Mix & roer (zonder roerei)
Doe de warme spaghetti terug in de pan (van het vuur af!). Voeg direct de guanciale toe en meng goed. Dan giet je het ei-kaas-mengsel erbij en roer je stevig door met een tang of vorken.
Nu komt het spannendste deel: je wil de saus romig, niet gestold als een omelet. Dus voeg beetje bij beetje het hete kookwater toe tot je die perfect glanzende saus krijgt. Blijven bewegen en niet te heet laten worden.
Stap 5: Serveer en geniet
Verdeel de pasta over borden, rasp er nog wat extra Pecorino over en draai er royaal zwarte peper op. Geen blaadjes, geen versieringen. Gewoon pure carbonara zoals ze ‘m in Rome zelf zouden serveren.
Serveer met een glas witte wijn zoals een Frascati of Verdicchio – droog en fris, zodat de kaas en guanciale mooi in balans blijven.
Wat als je geen guanciale kunt vinden?
Guanciale maakt het verschil, maar als je echt niet anders kunt: gebruik pancetta. Maar laat het spek en bacon uit de supermarkt liggen – te rokerig, te vet, te weinig bite.
Guanciale kun je in Nederland vaak vinden bij Italiaanse delicatessenzaken, betere slagers of online. Haal het één keer, en je wilt nooit meer iets anders.
Waarom deze carbonara werkt
Omdat het draait om techniek, niet om poespas. Je laat het ei garen in de warmte van de pasta, niet in een pan. Je gebruikt harde, zoute kaas voor smaak, en guanciale voor vet en bite. Simpel, maar geniaal.
Tot slot
Carbonara is geen pastasaus, het is een beleving. Als je het goed maakt, heb je geen trek meer in room of pakjes. Dan snap je waarom Italianen er zo fel op zijn. En geef ze eens ongelijk.
Heb jij ooit carbonara gemaakt zoals het hoort? Of heb je per ongeluk toch room gebruikt? Deel je carbonara-ervaring op onze Facebookpagina – we lachen (of juichen) met je mee!