Je zit op een zonovergoten terras in Italië, de ober schuift de menukaart voor je neus en vraagt met een knikje: “Vino della casa?” Oftewel: huiswijn. Simpel, toch? Maar nee hoor — ineens breekt het zweet je uit. Want wat is dat eigenlijk, een vino della casa? Is het slootwater in een mooie karaf of juist een verborgen parel die je nergens anders vindt?
Laat mij je helpen. Als je eenmaal weet waar je op moet letten, kan die huiswijn juist de beste keuze van je hele vakantie zijn. En ja, ik heb inmiddels genoeg Italiaanse terrasstoelen versleten om dat met enige overtuiging te zeggen.
Wat bedoelen Italianen met “huiswijn”?
In tegenstelling tot wat veel toeristen denken, is vino della casa in Italië zelden een merk of wijn die je kent uit de supermarkt. Het is vaak een lokaal geproduceerde wijn, afkomstig van een wijngaard uit de buurt. Soms zelfs gemaakt door een vriend of familielid van de restauranthouder. Klinkt romantisch? Is het ook.
Maar het betekent ook: het kan fantastisch zijn, of gewoon ‘mwah’. Daarom is het handig als je weet hoe je die gok verandert in een slimme zet.
Tip 1: Vraag of het een fleswijn is of uit een vat komt
In veel restaurants serveren ze huiswijn rechtstreeks uit grote vaten of bag-in-box systemen. Geen probleem — zolang het maar goed spul is. Maar wil je iets meer zekerheid, vraag dan of de vino della casa ook per fles komt. Is het antwoord “ja”, dan is de kans groter dat het om een gecontroleerde wijn gaat met een etiket, herkomstbenaming en kwaliteitscontrole. Bonuspunten als je even mag zien welk label erop zit.
Tip 2: Check of ze witte én rode huiswijn aanbieden
Een restaurant dat alleen rode of alleen witte huiswijn heeft, vertrouw ik voor geen meter. Sorry, maar als je keuken wél vis en vlees serveert, hoort daar ook een bijpassende wijn bij. Twee simpele keuzes – rood of wit – is wel het minste. Als een zaak daar niet eens aan voldoet, dan is dat voor mij een dikke rode vlag. Letterlijk én figuurlijk.
Tip 3: Kijk naar de regio en pas je keuze daarop aan
In Italië zijn regio’s heilig. Je eet er wat de streek biedt, en je drinkt er wat de omgeving voortbrengt. Simpel gezegd: zit je in Toscane, dan is de huiswijn vaak een jonge Chianti of een Sangiovese. In Puglia krijg je sneller een stevige Primitivo. En in het noorden kom je eerder uit bij een frisse Pinot Grigio.
Stel dus gerust de vraag: “Uit welke regio komt de huiswijn?” Het antwoord zegt veel. En als ze trots beginnen te vertellen over een wijngaard vijf kilometer verderop, weet je eigenlijk al genoeg.
Tip 4: Laat je niet gek maken door prijs
In Nederland is goedkope wijn vaak ook… tja, goedkope wijn. In Italië is dat anders. Je betaalt soms maar 3 tot 5 euro per glas (of minder!), en het kan verrassend goed zijn. Zeker als het een lokale wijn is zonder dure marketing of fancy kurk.
Sterker nog: als een simpele trattoria in Umbrië een lokale Montefalco Rosso serveert voor 4 euro per glas, dan moet je niet twijfelen — maar gewoon bestellen. Laat het prijskaartje geen oordeel zijn over de kwaliteit.
Tip 5: Vraag om een proefslokje
Veel mensen durven dit niet, maar geloof me: Italianen vinden het helemaal niet raar als je om een klein slokje vraagt voordat je een halve liter bestelt. Zeg gewoon: “Posso assaggiare un goccio?” – oftewel: mag ik een slokje proeven?
De meeste obers geven je zonder probleem een klein proefglaasje. En als het niet bevalt, bestel je gewoon iets anders. Simpel zat.
Tip 6: Let op de temperatuur
Een veelvoorkomend probleem: rode wijn die op kamertemperatuur wordt geserveerd… in augustus… in Sicilië. Niet oké. Rode wijn hoort op keldertemperatuur te zijn, dus iets frisser dan 20 graden. En witte wijn hoort écht koud geserveerd te worden.
Krijg je een lauw glas wijn? Vraag dan beleefd om een gekoelde fles of een paar ijsklontjes aan de zijkant. Ja, puristen zullen gruwelen van ijs in wijn. Maar liever dat dan warme meuk die smaakt naar zure bessenjam.
Tip 7: Gebruik je neus en je mond (niet alleen je ogen)
Laat je niet misleiden door kleur of uitstraling. Een wijn kan eruitzien als limonade, maar smaken als goud. Ruik eerst – komt er iets fruitigs of kruidigs naar boven? Dan zit je vaak goed. En neem dan pas een slok. Smaakt het naar meer, zonder dat je mond meteen samentrekt? Mooi. Niet top? Dan weet je dat je de volgende keer iets anders moet vragen.
Huiswijn is geen B-keuze – het is een kans
Laat ik je één ding duidelijk maken: de huiswijn is in Italië zelden de “goedkope optie” zoals in veel andere landen. Het is vaak de persoonlijke keuze van de restauranthouder. Een wijn die ze zélf lekker vinden en met trots serveren. Dat maakt het juist spannend.
Door slim te vragen, een beetje te proeven en je niet blind te staren op prijs of merk, kun je echt geweldige flessen ontdekken. Zonder de hoofdprijs te betalen. En dát is precies waar Italië in uitblinkt: kwaliteit zonder poeha.